Naar het land van herkomst. Zij roken, keken, proefden en wisten: ik voel me thuis.
Dat gevoel had ik niet. Eindelijk was ik er dan: in Indonesië. Ok, ik ben er dan zelf niet geboren, maar velen voorspelden me: je gaat het fantastisch vinden, je roots opzoeken. Maar ik twijfelde. Mijn familie wilde zelf niet meer terug en snapte ook niet goed waarom ik wilde gaan. Klinkt misschien gek, maar een Indische begrijpt me misschien wel: een belangrijk deel waar je naar zoekt is er namelijk niet meer: Nederlands-Indië. Hoe ga ik me voelen in Indonesië, het land waar nu alles anders is? Een simpel teken dat de Hollanders er vroeger de dienst uit maakten zocht ik niet, ik zocht meer…een gevoel. Zou dat er wel zijn?
De eerste paar dagen voelde ik me vreemd. Bekeken en gehandicapt vanwege de taalbarrière. Terwijl iedereen voortdurend enthousiast naar Brad Pitt naast me zwaaide voelde ik argwaan in hun blik. Is zij ook van hier? Maar waarom kleedt ze zich zo bloot? Kan ze toch de taal niet spreken? Onzeker door mijn te blote kleding en mijn stressvlekken van de vliegreis/autorit/treinreis glimlachte ik dan flauwtjes en wendde ik mijn blik af. Toch nog even wennen?
Maar het was geen kwestie van wennen. Eenmaal in Yogjakarta leerde ik over de Javanen en hun gebruiken. Over de kleding, affectie tonen in het openbaar en het afval op straat en in de natuur. Ik besloot mijn houding te veranderen en dat kon alleen als ik me zeker voelde. Gelukkig gingen de vlekken een beetje weg en had ik nog wat kleding mee die mijn lichaam meer bedekte. Nu konden eventuele staarpartijen in ieder geval niet aan mij of mijn onfatsoenlijke voorkomen liggen! Ik besloot net als Brad Pitt naar iedereen te lachen en te zwaaien.
What a turning point. Vanaf dat moment alleen maar vriendelijke en lieve mensen gezien.
Iedereen gedag zeggen en zwaaien. Thuis uitgenodigd worden door leuke mensen die je leert kennen, mee mogen eten op een verjaardag waar we per ongeluk langs liepen en zomaar ritjes krijgen als je het huis van je oudtante maar niet kunt vinden; dat maak je hier toch niet mee?
Voelde ik me nu thuis? Nee. Wel heel erg welkom. En de herkenning was er zeker, bijvoorbeeld toen we door het absurd mooie landschap reden op weg naar Bandung of de Borobudur en ik het gevoel had in een schilderijtje te zitten dat bij mijn oma en opa aan de muur hangt. De mannen die in een hoek van een café allemaal met hun been aan het trillen zijn net als mijn vader en ik (en nee we zijn niet zenuwachtig!). En de geluidjes die de chauffeur maakt terwijl hij iets probeert uit te leggen.
Zo welkom voelde ik me ook bij tante Trees, de zus van mijn opa. Geholpen door de buurtbewoners vonden we haar huis en stonden we onaangekondigd ineens in haar huis. Hoewel ze me nog niet kende kreeg ik een stevige knuffel en kletsten we honderduit. Toen het afscheid kwam, was dit ook veel te vroeg.
Gek hoe emotioneel je kunt zijn als je iemand gedag moet zeggen die je net een paar uur kent. Of dat je een brok in je keel kunt voelen als je het huis ziet waar je vader vroeger woonde. Dat je zo blij als een kind in een becak (fietstaxi) zit omdat je moeder vroeger zo naar school werd gebracht.
Ik ben toch wel een beetje verliefd. Op de natuur, het eten (ayam everywhere!), en vooral de mensen. Ook realiseerde ik me ook dat alles te maken heeft met perceptie en houding: hoe je ontvangen wordt hangt ook van je eigen houding af. En Indisch zijn… is soms een gevoel dat je niet goed uit kunt leggen. Maar dat hoeft ook niet persé.
Anyway, Indonesië heeft voor mij nog veel meer om te ontdekken. Nu nog even een cursus Bahasa ;).